Een ingekorte versie (zonder voetnoten) van deze tekst verscheen in De Geus (Januari 2023, Jaargang 55, nr. 1, pp. 30-33)
In een recent interview sprak Amerika-correspondent Michiel Vos over de
toegenomen polarisering in de Amerikaanse politiek. Het politieke debat wordt
daar steeds meer gekenmerkt door oorlogstaal. Politieke tegenstanders worden
(soms letterlijk) gediaboliseerd. Complottheorieën over Satanische groeperingen
zijn geen uitzondering meer.[1]
Bij onze Noorderburen gaf de omstreden politicus Thierry Baudeut onlangs aan te
geloven in een “samenzwering van kwaadaardige reptielen”.[2]
In België zagen we tijdens de coronacrisis ook een opstoot van
complottheorieën. De coronamaatregelen werden door sommigen gezien als sinister
plan van een verborgen elite die er op uit was onze vrijheid af te nemen. Hoe
moeten we als maatschappij omgaan met dergelijke opvattingen? Een mogelijk
antwoord is dat we meer moeten inzetten op het onderwijzen van kritisch denken.
Wanneer we leerlingen op jonge leeftijd aanleren om logisch na te denken,
argumenten te analyseren en drogredenen te herkennen, zijn ze hopelijk beter
gewapend tegen dergelijke complottheorieën.
In de vakliteratuur is er de laatste decennia echter kritiek gekomen op
deze invulling van kritisch denken. Hoewel de meeste critici het belang van
logische analyse, het kritisch beoordelen van argumenten en het herkennen van
drogredeneringen niet willen ontkennen, is deze invulling van kritisch denken
volgens hen te nauw. Een te strikte focus op deze aspecten van kritisch denken
kan volgens hen net een negatieve impact hebben. Het leidt tot een
individualistische en egocentrische houding, waarbij het innemen van een
kritische houding ten opzichte van anderen al snel belangrijker wordt dan
openheid voor andere perspectieven en meningen. Dit zorgt er dan weer voor dat
er meer nadruk komt te liggen op het aangaan en winnen van debatten, eerder dan
op het proberen begrijpen of communiceren met de ander.
Zo argumenteert de feministische filosofe en pedagoge Barbara
Thayer-Bacon dat kritisch denken te vaak destructief ingevuld wordt, en er nood
is om een meer constructieve vorm van kritisch denken te ontwikkelen.[3]
Ook andere feministische denkers hebben vraagtekens geplaatst bij een te
conflictueuze en individualistische invulling van kritisch denken. Het werk van
de Amerikaanse bell hooks wordt hierbij vaak als inspiratie gebruikt.[4]
De kritiek kwam er echter niet alleen uit feministische hoek. Ook de filosoof
Richard Paul pleitte voor de ontwikkeling van een rijkere en “sterkere”
invulling van kritisch denken. Het onderwijzen van de klassieke, “zwakkere”
versie leidde er volgens hem maar al te vaak toe dat studenten gewoon beter
werden in het verdedigen van de opvattingen of vooroordelen die ze al hadden.[5]
Recenter uitte de filosoof Andy Norman in een interview in De Morgen eveneens zijn scepsis over de klassieke manier om
kritisch denken te onderwijzen. Norman werd geïnterviewd naar aanleiding van
het verschijnen van zijn boek Mental
immunity (2022). In het artikel ging het over de bestorming van het
Capitool en de populariteit van complottheorieën bij Trump-aanhangers. Volgens
Norman kan de klassieke aanpak leiden tot een doorgedreven kritische houding,
waarbij men alles verdacht begint te vinden. Complotdenken wordt dan de ultieme
kritische houding, waarbij men alles in twijfel trekt.[6]
Dichter bij huis maakte Stefaan Blancke een gelijkaardig punt in een artikel op
de website van Het Humanistisch Verbond. Blancke wijst daarbij op het belang
van het leren vertrouwen en het in gesprek gaan met anderen.[7]
Het is dus duidelijk dat er vanuit verschillende hoeken kritiek is op de
klassieke invulling van kritisch denken. De vraag is nu hoe we verder moeten.
Op dat vlak zijn de critici niet altijd even duidelijk. Stefaan Blancke
schrijft dat we niet langer kritisch moeten leren denken, maar “net meer en op
de juiste manier leren vertrouwen. Geen blind vertrouwen dus, maar ook geen
principiële achterdocht.”[8]
Maar hoe vertaal je dit naar een concrete onderwijspraktijk? In de relevante
literatuur zijn de debatten over de invulling van kritisch denken nog volop
gaande. Het onderzoek naar de effectiviteit van verschillende werkvormen voor
het onderwijzen van kritisch denken staat eveneens nog in zijn kinderschoenen.[9]
Ik wil dus niet pretenderen om in dit artikel de nieuwe aanpak voor het onderwijzen van kritisch denken te
presenteren.
Wat ik wel zal proberen doen is om een opening te creëren om anders na te
denken over het invullen en onderwijzen van kritisch denken. Hierbij zal ik de
kritische literatuur over kritisch denken vanuit een andere hoek benaderen. De
bril die ik zal gebruiken is die van een groep nieuwe benaderingen binnen de
cognitieve wetenschap. Dit zal me niet alleen toelaten om verschillende
kritieken die geleverd zijn op de klassieke invulling van kritisch denken op
een meer systematische manier te presenteren. Het zal me ook toelaten om na te
gaan wat dit impliceert voor de concrete lespraktijk.
De vier e’s in de cognitieve
wetenschap
De groep nieuwe benaderingen in de cognitieve wetenschappen wordt vaak
samengevat onder de noemer “4E”. Het gaat namelijk om vier verwante visies op
het denken waarvan de Engelse naam begint met een e: embodied cognition, embedded cognition, extended cognition en enacted
cognition.[10] In
het artikel zal ik ingaan op de eerste drie. Ik zal telkens uitleggen wat elk
van deze visies net inhoudt wanneer de implicaties ervan besproken worden.
Hoewel er nuanceverschillen en debatten zijn tussen deze verschillende
visies op cognitie, delen ze allemaal het feit dat ze weg willen van een
klassieke benadering van het denken. Deze benadering wordt soms wel eens de
Cartesiaanse benadering genoemd, naar de Franse wijsgeer René Descartes. In de
filosofie van Descartes wordt er een radicale scheiding gemaakt tussen geest en
lichaam. De klassieke cognitieve wetenschap is volgens critici Cartesiaans
omdat ze nog steeds uitgaat van dat strikte onderscheid tussen het menselijke
denken, het menselijke lichaam en de buitenwereld. De geest krijgt weliswaar
informatie over de wereld via de zintuigen, maar het denken zelf verloopt
volledig intern. Cognitie wordt gezien als het innerlijke proces waarbij de
geest deze informatie verwerkt. Dit gebeurt via bepaalde abstracte (denk)regels
die de werking van de geest sturen. Door deze regels op de verkregen informatie
toe te passen, komt de geest tot bepaalde conclusies. Deze benadering wordt
soms ook wel de computationele benadering
genoemd, omdat het de geest ziet als een interne computer die bepaalde data
krijgt als input, een berekening uitvoert op die data, en vervolgens een
bepaalde output geeft. Het beeld De
denker van Rodin geeft een goede weergave van deze visie. De denker zit
stil en is in zichzelf gekeerd. Het toont ook de individualistische en
geïsoleerde visie op denken die dit impliceert. De denker van Rodin zit alleen.
Hij interageert niet met anderen of met zijn omgeving.
De klassieke invulling van kritisch denken sluit aan bij deze klassieke
benadering van cognitie. Kritisch denken wordt gezien als een proces waarbij
een individu bepaalde opvattingen als input krijgt, vervolgens bepaalde regels
toepast op die input en uiteindelijk komt tot een output: het aanvaarden of
verwerpen van de opvattingen. Het onderwijzen van kritisch denken bestaat dan
uit het aanleren van die (denk)regels: het toepassen van formele logica, het
herkennen en opbouwen van argumentatiestructuren en het opsporen van
drogredeneringen. In wat volgt zal ik
tonen hoe elk van de nieuwe benaderingen binnen de cognitieve wetenschappen
inspiratie biedt om voorbij deze (te) nauwe invulling van kritisch denken te
gaan.
Belichaamd denken: het belang van gewoontes
en emoties
De embodied cognition legt de
nadruk op het belichaamde karakter
van het denken. Denken is niet alleen iets dat gebeurt met het brein, maar
hangt ook af van ons lichaam en wat we kunnen doen met het lichaam. Deze
benadering toont ons twee manieren waarop de klassieke invulling van kritisch
denken tekortschiet. Eerst en vooral toont ze hoe het louter aanleren van
regels en lijsten drogredeneringen onvoldoende is. Embodied cognition wijst op het belang van vaardigheden en
gewoontevorming. Kennis is niet alleen weten dat, maar ook (en misschien vooral) weten hoe. Een persoon kan weten wat
het is om kritisch te denken, maar dit maakt haar nog niet tot een kritisch
denker. Kritisch denken is een vaardigheid die door veel oefenen gevormd en
onderhouden moet worden. Om van kritisch denken een attitude te maken, een
houding die men van nature aanneemt in verschillende situaties, is er nog meer
oefening en gewoontevorming nodig.
Dit punt werd al in de klassieke literatuur over kritisch denken gemaakt.
Toch kan het nuttig zijn om dit te herhalen. In het onderwijs vinden we soms
nog een typische Cartesiaanse reflex terug waarbij men er (al dan niet
expliciet) van uitgaat dat het verschaffen van informatie voldoende is om de
attitude van leerlingen te veranderen. Stel dat we leerlingen willen leren om
zorg te dragen voor hun omgeving. We organiseren een themadag waarbij we hun
onderwijzen over het belang van afval sorteren en de nefaste gevolgen van
zwerfafval. Het Cartesiaanse idee hierachter is dat het belangrijk is om de
leerlingen te leren dat het slecht is
om je leeg pakje kauwgom gewoon op straat te gooien. Eens dit regeltje
opgeslagen zit in hun interne computer, zal dit invloed hebben op hun denken.
Het probleem is echter dat weten dat
iets slecht is, er niet noodzakelijk voor zorgt dat mensen hun gedrag
aanpassen. De meeste rokers weten dat het beter is om niet te roken, maar toch
leidt dit niet tot een gedragsverandering. Iemand die ergens in een les geleerd
heeft wat kritisch denken is en dat het belangrijk is om je eigen
opvattingen kritisch te bevragen, zal dit niet noodzakelijk in de praktijk
omzetten. Zoals gezegd wordt hier al rekening mee gehouden in de klassieke
benadering van kritisch denken. Men zal leerlingen niet alleen leren wat
kritisch denken is, maar hen ook oefeningen geven om die kennis toe te passen.
Toch blijft die aanpak vaak beperkt tot het geven van een les of lessenreekje
kritisch denken. Embodied cognition
nodigt ons uit om het belang van gewoontevorming serieus te nemen en kritisch
denken niet te beperken tot een apart staand lessenreeksje, maar net in te
bedden en te oefenen in verschillende contexten. Op dat laatste zal ik nog
terugkomen wanneer ik het heb over gesitueerd
denken.
Een tweede zaak waar embodied cognition
de aandacht op vestigt is de rol van emoties. Door nadruk de leggen op het belichaamde karakter van het denken,
worden we herinnerd aan het feit dat we geen computers zijn maar levende en
voelende wezens. Onze emoties spelen een rol in ons denken en de opvattingen
die we hebben. In de klassieke visie op kritisch denken werden deze emoties
hoogstens behandeld als een hindernis voor het denken. Om écht kritisch te
denken moet je afstand nemen van emoties en nuchter de opvattingen van jezelf
of anderen beoordelen. De vraag is echter in hoeverre dat mogelijk en wenselijk
is. Laten we beginnen bij het beoordelen van de opvattingen van anderen. Bij
het bespreken van de complottheorieën die de ronde doen onder Trump-aanhangers
wordt er geregeld gewezen op de emoties die aan de grondslag liggen van de
opvattingen van deze mensen. Ze zijn kwaad op het politieke establishment,
voelen zich in de steek gelaten en koesteren een groot wantrouwen ten opzichte
van officiële instanties. Anderen worden dan weer gemotiveerd door de angst dat
hun vrijheid op het spel staat en bedreigd wordt door allerlei sinistere
machten. Dit wil uiteraard niet zeggen dat deze opvattingen waar zijn, noch dat
het terecht is dat ze deze zaken denken. Maar als het doel is om polarisatie tegen
te gaan en dialoog te bevorderen, zal het belangrijk zijn om te leren met deze
emoties rekening te houden. Door hen te wijzen op hun denkfouten of hen een
uitgewerkt argumentatieschema voor te leggen zal je hun opvattingen niet
veranderen. Een andere communicatiestrategie zal nodig zijn.
De verdediger van de klassieke invulling van kritisch denken zal
misschien opperen dat het probleem vooral te wijten is aan een gebrek aan
redelijkheid bij de Trump-aanhangers. Wat nodig is, is net het promoten van
redelijkheid via onderwijs. De vraag is echter in hoeverre zogenaamde redelijke
mensen volledig los van enige emotie redeneren en argumenteren. Ik vermeldde
reeds hoe de filosoof Richard Paul merkte dat de studenten in zijn vak kritisch
denken vaak gewoon beter werden in het verdedigingen van de opvattingen die ze
al hadden. Anderen wezen op het feit dat de klassieke invulling ervoor zorgde
dat kritisch denken al snel herleid werd tot debatteren, waarbij er duidelijke
winnaars en verliezers (moeten) zijn. In debatten zijn emoties echter zelden
afwezig. Men voelt de drang om te winnen, wordt kwaad of voelt angst om af te
gaan. Trots weerhoudt iemand er misschien van zijn ongelijk toe te geven. Door
deze rol van emoties te negeren of zelfs te miskennen wordt hun invloed
ironisch gezien net groter. Iemand die zichzelf ziet als een rationeel denker
zal niet graag toegeven beïnvloed te worden door emoties. Daarom zal zij des te
meer haar best doen om haar opvattingen met alle beschikbare middelen te
verdedigen of de opvatting van de tegenstander aan te vallen.
Daarom is het belangrijk om de rol van emoties te (h)erkennen en deze mee
te nemen in de analyse. Verder kan het aanleren van mindfulness-vaardigheden hier een belangrijke aanvulling bieden.
Bij mindfulness leert men om zich op een niet-oordelende manier bewust te
worden van de eigen gedachten en emoties. Men oefent zich om gevoelens te
herkennen en verkennen zonder er bepaalde conclusies aan te verbinden. Het
lijkt op het eerste zicht misschien vreemd om een oefening in niet-oordelen te
verbinden aan kritisch denken, waarbij het vellen van een oordeel net centraal
lijkt te zijn. Toch wordt de complementariteit tussen mindfulness en kritisch
denken meer en meer aangehaald in de literatuur. Wie geoefend is in het herkennen
van de eigen gevoelens, zal sneller in staat zijn om te herkennen wanneer
overwinningsdrang de overhand neemt in een discussie of trots het toegeven van
ongelijk in de weg staat. Men zal bovendien meer in staat zijn om empathie te
hebben met de gevoelens van de gesprekspartner en de manier waarop die
verbonden zijn met bepaalde opvattingen. Dit hoeft er niet toe te leiden dat
men de gesprekspartner gelijk geeft, maar kan wel helpen om het gesprek op een
productievere manier te voeren.
Het belang van context
De benadering van enacted cognition
of het enactivisme legt de nadruk op
denken als een activiteit en als iets dat mee gevormd wordt door de interactie
met de omgeving. Denken kan niet los gezien worden van onze mogelijkheid om in
te grijpen op onze omgeving. Het manipuleren van onze omgeving leidt bovendien tot
nieuwe zintuigelijke indrukken, wat ons nieuwe informatie geeft die weer kan
leiden tot nieuwe handelingen. Denken is onlosmakelijk verbonden met deze
koppeling tussen onszelf en onze omgeving. De
benadering van embedded cognition of
ingebedde cognitie wordt soms ook situated
cognition of gesitueerde cognitie genoemd. Centraal in deze benadering is
het feit dat denken steeds in een bepaalde omgeving of context gebeurt en
afhankelijk is van deze context. Denken is geen abstract iets, maar is ingebed
in een specifieke context die het denken mee mogelijk maakt.
In de literatuur over kritisch denken zijn er grote discussies geweest
over de vraag in hoeverre kritisch denken gezien kan worden als een vaardigheid
die op zichzelf staat. Anders gezegd: is het zinvol om te spreken over
“kritisch denken” alsof het een vak is dat men kan onderwijzen als
aardrijkskunde? Of moeten we eerder denken over “kritisch denken” als iets dat
niet losgekoppeld kan worden van specifieke vakken? “Kritisch denken” binnen de
wiskunde is misschien niet hetzelfde als “kritisch denken” binnen de
geschiedenis. Hoewel de debatten nog steeds gaande zijn, is er wel consensus
over de onontbeerlijke rol van feitelijke kennis over het domein waarover
nagedacht wordt. Er zijn weinig of geen aanhangers van het klassieke kritische
denken die zullen beweren dat een cursus kritisch denken iemand omtovert tot
een soort superdenker die plots in alle debatten relevante zaken zal kunnen
zeggen. Toch lijkt het idee vaak nog te heersen dat men kritisch denken in
afzondering kan onderwijzen en dat het daarna slechts een kwestie is deze te
verbinden met relevante inhoudelijke kennis. Ook dit hangt weer samen met de
Cartesiaanse ideeën die we hierboven besproken hebben. Onderzoek toont echter
aan dat lessen in kritisch denker effectiever zijn wanneer leerlingen aan de
slag gaan met concrete voorbeelden uit de werkelijkheid, eerder dan abstracte
problemen of tekstjes opgesteld voor een cursus kritisch denken. Als we dit
verbinden met de inzichten uit het belichaamde
denken leert het gesitueerde denken
ons dat we leerlingen best steeds opnieuw oefenen om kritisch na te denken in
verschillende contexten en over verschillende onderwerpen. Het heeft geen zin
om kritisch denken in een hokje of één vak te stoppen en te hopen dat
leerlingen dan wel vanzelf begrijpen hoe ze dit moeten toepassen in een
specifieke context.
Voorbij het individualisme:
gedistribueerd kritisch denken
Situated cognition gaat ervan
uit dat denken altijd is ingebed in een bepaalde omgeving. Extended cognition of benadering van het externe denken gaat hierbij nog een stap verder en argumenteert dat
bepaalde objecten of externe handelingen deel kunnen uitmaken van het
denkproces. Een vaak aangehaald voorbeeld is dat van het gebruik van pen en
papier om een ingewikkelde vermenigvuldiging uit te voeren. Een aan de extended cognition verwante benadering
is die van de distributed cognition
of het gedistribueerde denken. Die
legt de nadruk op het sociale en materiële karakter van het denken en wijst op voorbeelden
waar een groep en instrumenten samen gezien kan worden als een denkend geheel
dat een probleem oplost. In een werk over de navigatiepraktijken op een
marineschip toont de cognitiewetenschapper Edwin Hutchins hoe de bemanning er
in slaagt het schip succesvol te navigeren.[11]
De navigatie gebeurt door het samenspel tussen instrumenten en bemanningsleden.
Allen dragen zij bij tot het oplossen van het probleem, maar geen enkel deel
van het systeem bezit alle kennis van of een volledig overzicht over het
proces. Het denken is gedistribueerd
of verdeeld over instrumenten en bemanningsleden.
De notie van gedistribueerd denken
biedt een tegengewicht voor het individualisme dat impliciet vervat zit in de
klassieke invulling van kritisch denken. Het maakt ons bewust van het feit dat
niet elk individu over alle relevante kennis moet en kan beschikken. Het toont
ons ook hoe een groep mensen door samenwerking bepaalde problemen kan oplossen.
Gedistribueerd denken toont ons dus
niet alleen de onvermijdelijkheid, maar ook de productieve kant van vertrouwen
in de kennis van anderen. Het biedt dus een raamwerk om samen met leerlingen te
reflecteren over de manier waarop we in de praktijk vaak (zo niet altijd)
moeten vertrouwen op de kennis van anderen. Tegelijkertijd kunnen we daarbij
tonen dat dit vertrouwen niet noodzakelijk blind hoeft te zijn. Vanuit de visie
van het gedistribueerde denken is het
geen probleem dat we als individu niet in staat zijn om elke mogelijke bewering
te verantwoorden. De cruciale vraag is op wiens kennis en expertise we kunnen
vertrouwen. Dit opent een mogelijkheid om in de les in te gaan op het feit dat
we in ons dagelijks leven vertrouwen op zogenaamde experten. Ook kunnen we
ingaan op het feit dat er binnen de wetenschap een belangrijke mate van
vertrouwen in het werk van collega’s cruciaal is. Tegelijkertijd is vertrouwen
iets dat altijd geschonden kan worden. Er zijn inderdaad genoeg voorbeelden te
vinden van experten die zich vergissen of wetenschappers die fraude plegen.
Vertrouwen houdt altijd een zeker risico in. Het is belangrijk om dit risico
niet te verdoezelen. Indien we een beeld ophangen van wetenschappers als
profeten die altijd de waarheid spreken of het wetenschappelijke bedrijf als
een soort fabriek van onfeilbare feiten, geven we heel gemakkelijke munitie aan
complotdenkers en wetenschapsontkenners. Elke voorbeeld van een fout of twijfel
kan dan gebruikt worden om ofwel de wetenschap als geheel in twijfel te trekken
ofwel om een alternatieve schijnzekerheid voor te stellen als echte wetenschap.
Vanuit het perspectief van gedistribueerd
denken is de vraag dus niet alleen: “Welk risico is er verbonden aan het
vertrouwen op de kennis van anderen?” maar ook: “Welk risico is er verbonden
aan het niet willen vertrouwen op de
kennis van anderen?” Indien we niet bereid zijn om op de expertise van anderen
te vertrouwen, zullen ze als maatschappij heel wat zaken moeten missen. Eerder
dan “kritisch denken” in te vullen in termen van het individueel kunnen
verantwoorden van opvattingen, nodigt gedistribueerd
denken ons uit na te denken over hoe we als maatschappij mogelijke
schendingen van vertrouwen tot een minimum kunnen beperken. Eerder dan een
individuele verantwoordelijkheid, wordt kritisch denken dan ook een sociale,
gedistribueerde verantwoordelijkheid. Hier is er dan de mogelijkheid om met
leerlingen dieper in te gaan op sociale mechanismen die reeds bestaan om dit
soort gedistribueerde kritisch denken mogelijk te maken en de manier waarop die
in onze maatschappij geïnstitutionaliseerd zijn. Het gaat hier dan over zaken
als persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, peer review in de wetenschap, onderzoekscommissies, enzovoort.
Vanuit de bril van het gesitueerde denken
kunnen we verder geïnspireerd worden om dit om te zetten naar de schoolcontext
van leerlingen. Hoe kunnen daar concrete stappen gezet worden om gedistribueerd
kritisch denken mogelijk te maken?
Van de schoolcontext naar de
maatschappelijke context
Hier stoten we
echter op een inherente beperking aan het onderwijzen van kritisch denken
vanuit het 4E-perspectief. De school is ook een specifieke context, die zelf
ingebed zit in een bredere context. Dit betekent enerzijds dat kritisch leren
denken binnen een schoolcontext niet automatisch inhoudt dat men kritisch kan denken
binnen een maatschappelijke context. Bovendien zijn er niet alleen sociale
mechanismen die kritisch gedistribueerd denken bevorderen, maar ook mechanismen
die dit net tegengaan. Als leerkracht heb je geen vat op deze mechanismen eens
de leerlingen de schoolpoort verlaten heeft. Denken we maar aan zaken als de
online debatcultuur. Het hoeft hier dan niet alleen te gaan over de bagger die
soms gepost wordt op de commentaarsecties van verschillende kranten en
websites. Ook op Twitter draaien debatten vaker om aanvallen en tegenaanvallen.
Het mechanisme spoort nuancering niet aan. Likes
en retweets krijg je niet door je
ongelijk toe te geven of een genuanceerde positie in te nemen, maar door
gewaagde stellingen in te nemen of de fouten van je tegenstander in de verf te
zetten. Het boek The Chaos Machine (2022)
van onderzoeksjournalist Max Fisher toont hoe beheerders van sociale media wel de lessen van embodied cognition ter harte hebben genomen, zij het wel met minder
positieve gevolgen. Sociale mediabedrijven halen hun grootste inkomsten uit
advertenties. Hoe meer mensen sociale media gebruiken, hoe meer gebruikers
advertenties zien. Woede blijkt een van de emoties te zijn die mensen het meest
aanzet om te interageren met bepaalde posts
en dus de media te (blijven) gebruiken.[12]
De meeste debatten op Twitter hebben dan ook eerder het karakter van een ruzie
waarin men er op uit is om de tegenstander zo snel mogelijk verbaal te
tackelen, dan een gedachtewisseling waarin men elkanders standpunt probeert te
begrijpen.
Het is hier niet
mijn bedoeling om een cultuurpessimistisch vertoog te doen over de teloorgang
van de debatcultuur. Maar wie het belang van emoties en gewoontevorming voor
het denken erkent, kan niet anders dan zich zorgen maken over de effecten die
dergelijke mechanismes hebben. We zien gelijkaardige effecten niet alleen op
sociale media, maar ook in de klassieke media. De laatste decennia hebben die
zich steeds meer en meer moeten weten staande te houden in een gedigitaliseerde
context. Het vermaledijde fenomeen van het clickbait-artikel
is het meest zichtbare gevolg hiervan. Maar ook het publieke debat zoals het in
de klassieke media plaatsvindt lijkt steeds minder en minder plaats te kennen
voor nuancering. Debatten vinden uiteraard nog steeds bij de vleet plaats, maar
nemen vaak enkel de vorm aan van een heen-en-weer-discussie tussen een
duidelijk afgelijnde pro- en contra-kant. Wie enige ervaring heeft met het
schrijven van dergelijke stukken weet dat het gemakkelijker is om een stuk met
een uitgesproken positie of een duidelijke aanval te publiceren dan een
gematigder (en dus vaker complexer) stuk. Recent verschenen er in De Morgen een aantal stukken waarin
gewezen werd op de rol die de media speelt in de polarisering van de politiek.[13]
Als leerkracht
zal het dus belangrijk zijn om leerlingen bewust te maken van deze mechanismes
en om ze vaardigheden en gewoontes aan te leren die hen toelaten er weerstand
aan te bieden. Tegelijkertijd toont de analyse de limieten van de rol van de
leerkracht. Vanuit een 4E-perspectief is het als maatschappij niet voldoende om
binnen de schoolcontext in te zetten op het onderwijzen van kritisch denken.
Ook buiten de school zijn er mechanismen die ervoor zorgen dat bepaald gedrag
wordt aan -of afgeleerd. Indien we afstand nemen van een individualistische
visie op kritisch denken zien we dat het niet voldoende is om te proberen leerlingen
om te vormen tot kritische denkers, wanneer ze in een context terechtkomen
waarin dit onmogelijk gemaakt wordt. Indien we werkelijk willen inzetten op het
onderwijzen van kritisch denken, zullen we ook onszelf als maatschappij moeten
omscholen.
[1]
Michiel De Vos, geïnterviewd door Pieter Gordts, “‘Dit land is politiek ziek’,
Amerika-correspondent Michiel Vos na de aanval op zijn schoonvader Paul Pelosi”,
De Morgen, 30-10-2022, https://www.demorgen.be/nieuws/dit-land-is-politiek-ziek-amerika-correspondent-michiel-vos-na-de-aanval-op-zijn-schoonvader-paul-pelosi~b871ec75/.
[2]
Rien Emmery, “"Een samenzwering van kwaadaardige reptielen": ophef in
Nederland over uitspraken van politicus en complotdenker Thierry Baudet”, VRT
NWS, 18-10-2022, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2022/10/17/baudet-reptielen/,
geraadpleegd 07-11-2022.
[3] Barbara J. Thayer-Bacon, Transforming
Critical Thinking: Thinking Constructively. New York and London: Teachers
College Press, 2000.
[4] Zie bijvoorbeeld bell hooks, Teaching
To Transgress. New York: Routledge, 2014.
[5] Richard Paul, ‘Teaching Critical
Thinking in the “Strong” Sense: A Focus On Self-Deception, World Views, and a
Dialectical Mode of Analysis’. Informal Logic 4, no. 2 (1981):
2–6. https://doi.org/10.22329/il.v4i2.2766,
pp. 2-3.
[6] “Amerikaans
filosoof Andy Norman: ‘Het trumpisme is een soort immuunstoornis’”, De Morgen, interview door Joël de
Ceulaer, 14 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/amerikaans-filosoof-andy-norman-het-trumpisme-is-een-soort-immuunstoornis~b7ff0901/,
geraadpleegd 2/11/2022.
[7]
Stefaan Blancke, “Kritisch denken kritisch bekeken: tijd voor meer
vertrouwen?”, humanistischverbond.be, 22 Juli 2020, https://humanistischverbond.be/blog/354/kritisch-denken-kritisch-bekeken-tijd-voor-meer-vertrouwen/,
geraadpleegd 2/11/2022.
[8]
Stefaan Blancke, idem.
[9]
Een invloedrijke meta-analyse uit 2015 wijst zowel op de noodzaak van verder
onderzoek als naar de complexiteit van dit onderzoek gegeven de verschillende
invullingen die gegeven worden aan kritisch denken. Zie Philip C. Abrami, Robert M. Bernard, Eugene
Borokhovski, David I. Waddington, C. Anne Wade, and Tonje Persson. ‘Strategies
for Teaching Students to Think Critically: A Meta-Analysis’. Review of
Educational Research 85, no. 2 (2015): 275–314. https://doi.org/10.3102/0034654314551063.
[10]
Voor een recent overzicht van deze literatuur, zie Albert Newen, Leon De Bruin,
and Shaun Gallagher, eds. The
Oxford Handbook of 4E Cognition. Oxford: Oxford University Press, 2018. Zie ook Mark Rowlands, The
New Science of the Mind. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 2010.
[11] Edwin Hutchins, Cognition in the
Wild. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 1996.
[12] Max Fisher,The Chaos Machine:
The Inside Story of How Social Media Rewired Our Minds and Our World
(London: Hachette UK, 2022)
[13] Brent
Bellefroid, “Aan de pers wil ik zeggen: negeer die ruziemakers in de politiek”,
De Morgen, 26 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/aan-de-pers-wil-ik-zeggen-negeer-die-ruziemakers-in-de-politiek~b33e2ceb/,
geraadpleegd 07-11-2022; Bart Eeckhout, “Het idee dat nabijheid van politici de
kloof met de burger zou dichten, is ontspoord: over de stap opzij van Kitir”, De Morgen, 19 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/het-idee-dat-nabijheid-van-politici-de-kloof-met-de-burger-zou-dichten-is-ontspoord-over-de-stap-opzij-van-kitir~b499939a/,
geraadpleegd 07-11-2022.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten