maandag 6 februari 2023

Hoe leren we weer kritisch denken?

Een ingekorte versie (zonder voetnoten) van deze tekst verscheen  in De Geus (Januari 2023, Jaargang 55, nr. 1, pp. 30-33)

In een recent interview sprak Amerika-correspondent Michiel Vos over de toegenomen polarisering in de Amerikaanse politiek. Het politieke debat wordt daar steeds meer gekenmerkt door oorlogstaal. Politieke tegenstanders worden (soms letterlijk) gediaboliseerd. Complottheorieën over Satanische groeperingen zijn geen uitzondering meer.[1] Bij onze Noorderburen gaf de omstreden politicus Thierry Baudeut onlangs aan te geloven in een “samenzwering van kwaadaardige reptielen”.[2] In België zagen we tijdens de coronacrisis ook een opstoot van complottheorieën. De coronamaatregelen werden door sommigen gezien als sinister plan van een verborgen elite die er op uit was onze vrijheid af te nemen. Hoe moeten we als maatschappij omgaan met dergelijke opvattingen? Een mogelijk antwoord is dat we meer moeten inzetten op het onderwijzen van kritisch denken. Wanneer we leerlingen op jonge leeftijd aanleren om logisch na te denken, argumenten te analyseren en drogredenen te herkennen, zijn ze hopelijk beter gewapend tegen dergelijke complottheorieën. 

In de vakliteratuur is er de laatste decennia echter kritiek gekomen op deze invulling van kritisch denken. Hoewel de meeste critici het belang van logische analyse, het kritisch beoordelen van argumenten en het herkennen van drogredeneringen niet willen ontkennen, is deze invulling van kritisch denken volgens hen te nauw. Een te strikte focus op deze aspecten van kritisch denken kan volgens hen net een negatieve impact hebben. Het leidt tot een individualistische en egocentrische houding, waarbij het innemen van een kritische houding ten opzichte van anderen al snel belangrijker wordt dan openheid voor andere perspectieven en meningen. Dit zorgt er dan weer voor dat er meer nadruk komt te liggen op het aangaan en winnen van debatten, eerder dan op het proberen begrijpen of communiceren met de ander.

Zo argumenteert de feministische filosofe en pedagoge Barbara Thayer-Bacon dat kritisch denken te vaak destructief ingevuld wordt, en er nood is om een meer constructieve vorm van kritisch denken te ontwikkelen.[3] Ook andere feministische denkers hebben vraagtekens geplaatst bij een te conflictueuze en individualistische invulling van kritisch denken. Het werk van de Amerikaanse bell hooks wordt hierbij vaak als inspiratie gebruikt.[4] De kritiek kwam er echter niet alleen uit feministische hoek. Ook de filosoof Richard Paul pleitte voor de ontwikkeling van een rijkere en “sterkere” invulling van kritisch denken. Het onderwijzen van de klassieke, “zwakkere” versie leidde er volgens hem maar al te vaak toe dat studenten gewoon beter werden in het verdedigen van de opvattingen of vooroordelen die ze al hadden.[5] Recenter uitte de filosoof Andy Norman in een interview in De Morgen eveneens zijn scepsis over de klassieke manier om kritisch denken te onderwijzen. Norman werd geïnterviewd naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek Mental immunity (2022). In het artikel ging het over de bestorming van het Capitool en de populariteit van complottheorieën bij Trump-aanhangers. Volgens Norman kan de klassieke aanpak leiden tot een doorgedreven kritische houding, waarbij men alles verdacht begint te vinden. Complotdenken wordt dan de ultieme kritische houding, waarbij men alles in twijfel trekt.[6] Dichter bij huis maakte Stefaan Blancke een gelijkaardig punt in een artikel op de website van Het Humanistisch Verbond. Blancke wijst daarbij op het belang van het leren vertrouwen en het in gesprek gaan met anderen.[7]

Het is dus duidelijk dat er vanuit verschillende hoeken kritiek is op de klassieke invulling van kritisch denken. De vraag is nu hoe we verder moeten. Op dat vlak zijn de critici niet altijd even duidelijk. Stefaan Blancke schrijft dat we niet langer kritisch moeten leren denken, maar “net meer en op de juiste manier leren vertrouwen. Geen blind vertrouwen dus, maar ook geen principiële achterdocht.”[8] Maar hoe vertaal je dit naar een concrete onderwijspraktijk? In de relevante literatuur zijn de debatten over de invulling van kritisch denken nog volop gaande. Het onderzoek naar de effectiviteit van verschillende werkvormen voor het onderwijzen van kritisch denken staat eveneens nog in zijn kinderschoenen.[9] Ik wil dus niet pretenderen om in dit artikel de nieuwe aanpak voor het onderwijzen van kritisch denken te presenteren. 

Wat ik wel zal proberen doen is om een opening te creëren om anders na te denken over het invullen en onderwijzen van kritisch denken. Hierbij zal ik de kritische literatuur over kritisch denken vanuit een andere hoek benaderen. De bril die ik zal gebruiken is die van een groep nieuwe benaderingen binnen de cognitieve wetenschap. Dit zal me niet alleen toelaten om verschillende kritieken die geleverd zijn op de klassieke invulling van kritisch denken op een meer systematische manier te presenteren. Het zal me ook toelaten om na te gaan wat dit impliceert voor de concrete lespraktijk.

De vier e’s in de cognitieve wetenschap

De groep nieuwe benaderingen in de cognitieve wetenschappen wordt vaak samengevat onder de noemer “4E”. Het gaat namelijk om vier verwante visies op het denken waarvan de Engelse naam begint met een e: embodied cognition, embedded cognition, extended cognition en enacted cognition.[10] In het artikel zal ik ingaan op de eerste drie. Ik zal telkens uitleggen wat elk van deze visies net inhoudt wanneer de implicaties ervan besproken worden.

Hoewel er nuanceverschillen en debatten zijn tussen deze verschillende visies op cognitie, delen ze allemaal het feit dat ze weg willen van een klassieke benadering van het denken. Deze benadering wordt soms wel eens de Cartesiaanse benadering genoemd, naar de Franse wijsgeer René Descartes. In de filosofie van Descartes wordt er een radicale scheiding gemaakt tussen geest en lichaam. De klassieke cognitieve wetenschap is volgens critici Cartesiaans omdat ze nog steeds uitgaat van dat strikte onderscheid tussen het menselijke denken, het menselijke lichaam en de buitenwereld. De geest krijgt weliswaar informatie over de wereld via de zintuigen, maar het denken zelf verloopt volledig intern. Cognitie wordt gezien als het innerlijke proces waarbij de geest deze informatie verwerkt. Dit gebeurt via bepaalde abstracte (denk)regels die de werking van de geest sturen. Door deze regels op de verkregen informatie toe te passen, komt de geest tot bepaalde conclusies. Deze benadering wordt soms ook wel de computationele benadering genoemd, omdat het de geest ziet als een interne computer die bepaalde data krijgt als input, een berekening uitvoert op die data, en vervolgens een bepaalde output geeft. Het beeld De denker van Rodin geeft een goede weergave van deze visie. De denker zit stil en is in zichzelf gekeerd. Het toont ook de individualistische en geïsoleerde visie op denken die dit impliceert. De denker van Rodin zit alleen. Hij interageert niet met anderen of met zijn omgeving.

De klassieke invulling van kritisch denken sluit aan bij deze klassieke benadering van cognitie. Kritisch denken wordt gezien als een proces waarbij een individu bepaalde opvattingen als input krijgt, vervolgens bepaalde regels toepast op die input en uiteindelijk komt tot een output: het aanvaarden of verwerpen van de opvattingen. Het onderwijzen van kritisch denken bestaat dan uit het aanleren van die (denk)regels: het toepassen van formele logica, het herkennen en opbouwen van argumentatiestructuren en het opsporen van drogredeneringen.  In wat volgt zal ik tonen hoe elk van de nieuwe benaderingen binnen de cognitieve wetenschappen inspiratie biedt om voorbij deze (te) nauwe invulling van kritisch denken te gaan.

Belichaamd denken: het belang van gewoontes en emoties  

De embodied cognition legt de nadruk op het belichaamde karakter van het denken. Denken is niet alleen iets dat gebeurt met het brein, maar hangt ook af van ons lichaam en wat we kunnen doen met het lichaam. Deze benadering toont ons twee manieren waarop de klassieke invulling van kritisch denken tekortschiet. Eerst en vooral toont ze hoe het louter aanleren van regels en lijsten drogredeneringen onvoldoende is. Embodied cognition wijst op het belang van vaardigheden en gewoontevorming. Kennis is niet alleen weten dat, maar ook (en misschien vooral) weten hoe. Een persoon kan weten wat het is om kritisch te denken, maar dit maakt haar nog niet tot een kritisch denker. Kritisch denken is een vaardigheid die door veel oefenen gevormd en onderhouden moet worden. Om van kritisch denken een attitude te maken, een houding die men van nature aanneemt in verschillende situaties, is er nog meer oefening en gewoontevorming nodig.

Dit punt werd al in de klassieke literatuur over kritisch denken gemaakt. Toch kan het nuttig zijn om dit te herhalen. In het onderwijs vinden we soms nog een typische Cartesiaanse reflex terug waarbij men er (al dan niet expliciet) van uitgaat dat het verschaffen van informatie voldoende is om de attitude van leerlingen te veranderen. Stel dat we leerlingen willen leren om zorg te dragen voor hun omgeving. We organiseren een themadag waarbij we hun onderwijzen over het belang van afval sorteren en de nefaste gevolgen van zwerfafval. Het Cartesiaanse idee hierachter is dat het belangrijk is om de leerlingen te leren dat het slecht is om je leeg pakje kauwgom gewoon op straat te gooien. Eens dit regeltje opgeslagen zit in hun interne computer, zal dit invloed hebben op hun denken. Het probleem is echter dat weten dat iets slecht is, er niet noodzakelijk voor zorgt dat mensen hun gedrag aanpassen. De meeste rokers weten dat het beter is om niet te roken, maar toch leidt dit niet tot een gedragsverandering. Iemand die ergens in een les geleerd heeft wat kritisch denken is en dat het belangrijk is om je eigen opvattingen kritisch te bevragen, zal dit niet noodzakelijk in de praktijk omzetten. Zoals gezegd wordt hier al rekening mee gehouden in de klassieke benadering van kritisch denken. Men zal leerlingen niet alleen leren wat kritisch denken is, maar hen ook oefeningen geven om die kennis toe te passen. Toch blijft die aanpak vaak beperkt tot het geven van een les of lessenreekje kritisch denken. Embodied cognition nodigt ons uit om het belang van gewoontevorming serieus te nemen en kritisch denken niet te beperken tot een apart staand lessenreeksje, maar net in te bedden en te oefenen in verschillende contexten. Op dat laatste zal ik nog terugkomen wanneer ik het heb over gesitueerd denken.

Een tweede zaak waar embodied cognition de aandacht op vestigt is de rol van emoties. Door nadruk de leggen op het belichaamde karakter van het denken, worden we herinnerd aan het feit dat we geen computers zijn maar levende en voelende wezens. Onze emoties spelen een rol in ons denken en de opvattingen die we hebben. In de klassieke visie op kritisch denken werden deze emoties hoogstens behandeld als een hindernis voor het denken. Om écht kritisch te denken moet je afstand nemen van emoties en nuchter de opvattingen van jezelf of anderen beoordelen. De vraag is echter in hoeverre dat mogelijk en wenselijk is. Laten we beginnen bij het beoordelen van de opvattingen van anderen. Bij het bespreken van de complottheorieën die de ronde doen onder Trump-aanhangers wordt er geregeld gewezen op de emoties die aan de grondslag liggen van de opvattingen van deze mensen. Ze zijn kwaad op het politieke establishment, voelen zich in de steek gelaten en koesteren een groot wantrouwen ten opzichte van officiële instanties. Anderen worden dan weer gemotiveerd door de angst dat hun vrijheid op het spel staat en bedreigd wordt door allerlei sinistere machten. Dit wil uiteraard niet zeggen dat deze opvattingen waar zijn, noch dat het terecht is dat ze deze zaken denken. Maar als het doel is om polarisatie tegen te gaan en dialoog te bevorderen, zal het belangrijk zijn om te leren met deze emoties rekening te houden. Door hen te wijzen op hun denkfouten of hen een uitgewerkt argumentatieschema voor te leggen zal je hun opvattingen niet veranderen. Een andere communicatiestrategie zal nodig zijn.

De verdediger van de klassieke invulling van kritisch denken zal misschien opperen dat het probleem vooral te wijten is aan een gebrek aan redelijkheid bij de Trump-aanhangers. Wat nodig is, is net het promoten van redelijkheid via onderwijs. De vraag is echter in hoeverre zogenaamde redelijke mensen volledig los van enige emotie redeneren en argumenteren. Ik vermeldde reeds hoe de filosoof Richard Paul merkte dat de studenten in zijn vak kritisch denken vaak gewoon beter werden in het verdedigingen van de opvattingen die ze al hadden. Anderen wezen op het feit dat de klassieke invulling ervoor zorgde dat kritisch denken al snel herleid werd tot debatteren, waarbij er duidelijke winnaars en verliezers (moeten) zijn. In debatten zijn emoties echter zelden afwezig. Men voelt de drang om te winnen, wordt kwaad of voelt angst om af te gaan. Trots weerhoudt iemand er misschien van zijn ongelijk toe te geven. Door deze rol van emoties te negeren of zelfs te miskennen wordt hun invloed ironisch gezien net groter. Iemand die zichzelf ziet als een rationeel denker zal niet graag toegeven beïnvloed te worden door emoties. Daarom zal zij des te meer haar best doen om haar opvattingen met alle beschikbare middelen te verdedigen of de opvatting van de tegenstander aan te vallen.

Daarom is het belangrijk om de rol van emoties te (h)erkennen en deze mee te nemen in de analyse. Verder kan het aanleren van mindfulness-vaardigheden hier een belangrijke aanvulling bieden. Bij mindfulness leert men om zich op een niet-oordelende manier bewust te worden van de eigen gedachten en emoties. Men oefent zich om gevoelens te herkennen en verkennen zonder er bepaalde conclusies aan te verbinden. Het lijkt op het eerste zicht misschien vreemd om een oefening in niet-oordelen te verbinden aan kritisch denken, waarbij het vellen van een oordeel net centraal lijkt te zijn. Toch wordt de complementariteit tussen mindfulness en kritisch denken meer en meer aangehaald in de literatuur. Wie geoefend is in het herkennen van de eigen gevoelens, zal sneller in staat zijn om te herkennen wanneer overwinningsdrang de overhand neemt in een discussie of trots het toegeven van ongelijk in de weg staat. Men zal bovendien meer in staat zijn om empathie te hebben met de gevoelens van de gesprekspartner en de manier waarop die verbonden zijn met bepaalde opvattingen. Dit hoeft er niet toe te leiden dat men de gesprekspartner gelijk geeft, maar kan wel helpen om het gesprek op een productievere manier te voeren.

Het belang van context

De benadering van enacted cognition of het enactivisme legt de nadruk op denken als een activiteit en als iets dat mee gevormd wordt door de interactie met de omgeving. Denken kan niet los gezien worden van onze mogelijkheid om in te grijpen op onze omgeving. Het manipuleren van onze omgeving leidt bovendien tot nieuwe zintuigelijke indrukken, wat ons nieuwe informatie geeft die weer kan leiden tot nieuwe handelingen. Denken is onlosmakelijk verbonden met deze koppeling tussen onszelf en onze omgeving. De benadering van embedded cognition of ingebedde cognitie wordt soms ook situated cognition of gesitueerde cognitie genoemd. Centraal in deze benadering is het feit dat denken steeds in een bepaalde omgeving of context gebeurt en afhankelijk is van deze context. Denken is geen abstract iets, maar is ingebed in een specifieke context die het denken mee mogelijk maakt.

In de literatuur over kritisch denken zijn er grote discussies geweest over de vraag in hoeverre kritisch denken gezien kan worden als een vaardigheid die op zichzelf staat. Anders gezegd: is het zinvol om te spreken over “kritisch denken” alsof het een vak is dat men kan onderwijzen als aardrijkskunde? Of moeten we eerder denken over “kritisch denken” als iets dat niet losgekoppeld kan worden van specifieke vakken? “Kritisch denken” binnen de wiskunde is misschien niet hetzelfde als “kritisch denken” binnen de geschiedenis. Hoewel de debatten nog steeds gaande zijn, is er wel consensus over de onontbeerlijke rol van feitelijke kennis over het domein waarover nagedacht wordt. Er zijn weinig of geen aanhangers van het klassieke kritische denken die zullen beweren dat een cursus kritisch denken iemand omtovert tot een soort superdenker die plots in alle debatten relevante zaken zal kunnen zeggen. Toch lijkt het idee vaak nog te heersen dat men kritisch denken in afzondering kan onderwijzen en dat het daarna slechts een kwestie is deze te verbinden met relevante inhoudelijke kennis. Ook dit hangt weer samen met de Cartesiaanse ideeën die we hierboven besproken hebben. Onderzoek toont echter aan dat lessen in kritisch denker effectiever zijn wanneer leerlingen aan de slag gaan met concrete voorbeelden uit de werkelijkheid, eerder dan abstracte problemen of tekstjes opgesteld voor een cursus kritisch denken. Als we dit verbinden met de inzichten uit het belichaamde denken leert het gesitueerde denken ons dat we leerlingen best steeds opnieuw oefenen om kritisch na te denken in verschillende contexten en over verschillende onderwerpen. Het heeft geen zin om kritisch denken in een hokje of één vak te stoppen en te hopen dat leerlingen dan wel vanzelf begrijpen hoe ze dit moeten toepassen in een specifieke context.

Voorbij het individualisme: gedistribueerd kritisch denken

Situated cognition gaat ervan uit dat denken altijd is ingebed in een bepaalde omgeving. Extended cognition of benadering van het externe denken gaat hierbij nog een stap verder en argumenteert dat bepaalde objecten of externe handelingen deel kunnen uitmaken van het denkproces. Een vaak aangehaald voorbeeld is dat van het gebruik van pen en papier om een ingewikkelde vermenigvuldiging uit te voeren. Een aan de extended cognition verwante benadering is die van de distributed cognition of het gedistribueerde denken. Die legt de nadruk op het sociale en materiële karakter van het denken en wijst op voorbeelden waar een groep en instrumenten samen gezien kan worden als een denkend geheel dat een probleem oplost. In een werk over de navigatiepraktijken op een marineschip toont de cognitiewetenschapper Edwin Hutchins hoe de bemanning er in slaagt het schip succesvol te navigeren.[11] De navigatie gebeurt door het samenspel tussen instrumenten en bemanningsleden. Allen dragen zij bij tot het oplossen van het probleem, maar geen enkel deel van het systeem bezit alle kennis van of een volledig overzicht over het proces. Het denken is gedistribueerd of verdeeld over instrumenten en bemanningsleden.

De notie van gedistribueerd denken biedt een tegengewicht voor het individualisme dat impliciet vervat zit in de klassieke invulling van kritisch denken. Het maakt ons bewust van het feit dat niet elk individu over alle relevante kennis moet en kan beschikken. Het toont ons ook hoe een groep mensen door samenwerking bepaalde problemen kan oplossen. Gedistribueerd denken toont ons dus niet alleen de onvermijdelijkheid, maar ook de productieve kant van vertrouwen in de kennis van anderen. Het biedt dus een raamwerk om samen met leerlingen te reflecteren over de manier waarop we in de praktijk vaak (zo niet altijd) moeten vertrouwen op de kennis van anderen. Tegelijkertijd kunnen we daarbij tonen dat dit vertrouwen niet noodzakelijk blind hoeft te zijn. Vanuit de visie van het gedistribueerde denken is het geen probleem dat we als individu niet in staat zijn om elke mogelijke bewering te verantwoorden. De cruciale vraag is op wiens kennis en expertise we kunnen vertrouwen. Dit opent een mogelijkheid om in de les in te gaan op het feit dat we in ons dagelijks leven vertrouwen op zogenaamde experten. Ook kunnen we ingaan op het feit dat er binnen de wetenschap een belangrijke mate van vertrouwen in het werk van collega’s cruciaal is. Tegelijkertijd is vertrouwen iets dat altijd geschonden kan worden. Er zijn inderdaad genoeg voorbeelden te vinden van experten die zich vergissen of wetenschappers die fraude plegen. Vertrouwen houdt altijd een zeker risico in. Het is belangrijk om dit risico niet te verdoezelen. Indien we een beeld ophangen van wetenschappers als profeten die altijd de waarheid spreken of het wetenschappelijke bedrijf als een soort fabriek van onfeilbare feiten, geven we heel gemakkelijke munitie aan complotdenkers en wetenschapsontkenners. Elke voorbeeld van een fout of twijfel kan dan gebruikt worden om ofwel de wetenschap als geheel in twijfel te trekken ofwel om een alternatieve schijnzekerheid voor te stellen als echte wetenschap.

Vanuit het perspectief van gedistribueerd denken is de vraag dus niet alleen: “Welk risico is er verbonden aan het vertrouwen op de kennis van anderen?” maar ook: “Welk risico is er verbonden aan het niet willen vertrouwen op de kennis van anderen?” Indien we niet bereid zijn om op de expertise van anderen te vertrouwen, zullen ze als maatschappij heel wat zaken moeten missen. Eerder dan “kritisch denken” in te vullen in termen van het individueel kunnen verantwoorden van opvattingen, nodigt gedistribueerd denken ons uit na te denken over hoe we als maatschappij mogelijke schendingen van vertrouwen tot een minimum kunnen beperken. Eerder dan een individuele verantwoordelijkheid, wordt kritisch denken dan ook een sociale, gedistribueerde verantwoordelijkheid. Hier is er dan de mogelijkheid om met leerlingen dieper in te gaan op sociale mechanismen die reeds bestaan om dit soort gedistribueerde kritisch denken mogelijk te maken en de manier waarop die in onze maatschappij geïnstitutionaliseerd zijn. Het gaat hier dan over zaken als persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, peer review in de wetenschap, onderzoekscommissies, enzovoort. Vanuit de bril van het gesitueerde denken kunnen we verder geïnspireerd worden om dit om te zetten naar de schoolcontext van leerlingen. Hoe kunnen daar concrete stappen gezet worden om gedistribueerd kritisch denken mogelijk te maken?

Van de schoolcontext naar de maatschappelijke context

Hier stoten we echter op een inherente beperking aan het onderwijzen van kritisch denken vanuit het 4E-perspectief. De school is ook een specifieke context, die zelf ingebed zit in een bredere context. Dit betekent enerzijds dat kritisch leren denken binnen een schoolcontext niet automatisch inhoudt dat men kritisch kan denken binnen een maatschappelijke context. Bovendien zijn er niet alleen sociale mechanismen die kritisch gedistribueerd denken bevorderen, maar ook mechanismen die dit net tegengaan. Als leerkracht heb je geen vat op deze mechanismen eens de leerlingen de schoolpoort verlaten heeft. Denken we maar aan zaken als de online debatcultuur. Het hoeft hier dan niet alleen te gaan over de bagger die soms gepost wordt op de commentaarsecties van verschillende kranten en websites. Ook op Twitter draaien debatten vaker om aanvallen en tegenaanvallen. Het mechanisme spoort nuancering niet aan. Likes en retweets krijg je niet door je ongelijk toe te geven of een genuanceerde positie in te nemen, maar door gewaagde stellingen in te nemen of de fouten van je tegenstander in de verf te zetten. Het boek The Chaos Machine (2022) van onderzoeksjournalist Max Fisher toont hoe beheerders van sociale media wel de lessen van embodied cognition ter harte hebben genomen, zij het wel met minder positieve gevolgen. Sociale mediabedrijven halen hun grootste inkomsten uit advertenties. Hoe meer mensen sociale media gebruiken, hoe meer gebruikers advertenties zien. Woede blijkt een van de emoties te zijn die mensen het meest aanzet om te interageren met bepaalde posts en dus de media te (blijven) gebruiken.[12] De meeste debatten op Twitter hebben dan ook eerder het karakter van een ruzie waarin men er op uit is om de tegenstander zo snel mogelijk verbaal te tackelen, dan een gedachtewisseling waarin men elkanders standpunt probeert te begrijpen.

Het is hier niet mijn bedoeling om een cultuurpessimistisch vertoog te doen over de teloorgang van de debatcultuur. Maar wie het belang van emoties en gewoontevorming voor het denken erkent, kan niet anders dan zich zorgen maken over de effecten die dergelijke mechanismes hebben. We zien gelijkaardige effecten niet alleen op sociale media, maar ook in de klassieke media. De laatste decennia hebben die zich steeds meer en meer moeten weten staande te houden in een gedigitaliseerde context. Het vermaledijde fenomeen van het clickbait-artikel is het meest zichtbare gevolg hiervan. Maar ook het publieke debat zoals het in de klassieke media plaatsvindt lijkt steeds minder en minder plaats te kennen voor nuancering. Debatten vinden uiteraard nog steeds bij de vleet plaats, maar nemen vaak enkel de vorm aan van een heen-en-weer-discussie tussen een duidelijk afgelijnde pro- en contra-kant. Wie enige ervaring heeft met het schrijven van dergelijke stukken weet dat het gemakkelijker is om een stuk met een uitgesproken positie of een duidelijke aanval te publiceren dan een gematigder (en dus vaker complexer) stuk. Recent verschenen er in De Morgen een aantal stukken waarin gewezen werd op de rol die de media speelt in de polarisering van de politiek.[13]

Als leerkracht zal het dus belangrijk zijn om leerlingen bewust te maken van deze mechanismes en om ze vaardigheden en gewoontes aan te leren die hen toelaten er weerstand aan te bieden. Tegelijkertijd toont de analyse de limieten van de rol van de leerkracht. Vanuit een 4E-perspectief is het als maatschappij niet voldoende om binnen de schoolcontext in te zetten op het onderwijzen van kritisch denken. Ook buiten de school zijn er mechanismen die ervoor zorgen dat bepaald gedrag wordt aan -of afgeleerd. Indien we afstand nemen van een individualistische visie op kritisch denken zien we dat het niet voldoende is om te proberen leerlingen om te vormen tot kritische denkers, wanneer ze in een context terechtkomen waarin dit onmogelijk gemaakt wordt. Indien we werkelijk willen inzetten op het onderwijzen van kritisch denken, zullen we ook onszelf als maatschappij moeten omscholen.



[1] Michiel De Vos, geïnterviewd door Pieter Gordts, “‘Dit land is politiek ziek’, Amerika-correspondent Michiel Vos na de aanval op zijn schoonvader Paul Pelosi”, De Morgen, 30-10-2022, https://www.demorgen.be/nieuws/dit-land-is-politiek-ziek-amerika-correspondent-michiel-vos-na-de-aanval-op-zijn-schoonvader-paul-pelosi~b871ec75/.

[2] Rien Emmery, “"Een samenzwering van kwaadaardige reptielen": ophef in Nederland over uitspraken van politicus en complotdenker Thierry Baudet”, VRT NWS, 18-10-2022, https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2022/10/17/baudet-reptielen/, geraadpleegd 07-11-2022.

[3] Barbara J. Thayer-Bacon, Transforming Critical Thinking: Thinking Constructively. New York and London: Teachers College Press, 2000.

[4] Zie bijvoorbeeld bell hooks, Teaching To Transgress. New York: Routledge, 2014.

[5] Richard Paul, ‘Teaching Critical Thinking in the “Strong” Sense: A Focus On Self-Deception, World Views, and a Dialectical Mode of Analysis’. Informal Logic 4, no. 2 (1981): 2–6. https://doi.org/10.22329/il.v4i2.2766, pp. 2-3.

[6] “Amerikaans filosoof Andy Norman: ‘Het trumpisme is een soort immuunstoornis’”, De Morgen, interview door Joël de Ceulaer, 14 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/amerikaans-filosoof-andy-norman-het-trumpisme-is-een-soort-immuunstoornis~b7ff0901/, geraadpleegd 2/11/2022.

[7] Stefaan Blancke, “Kritisch denken kritisch bekeken: tijd voor meer vertrouwen?”, humanistischverbond.be, 22 Juli 2020, https://humanistischverbond.be/blog/354/kritisch-denken-kritisch-bekeken-tijd-voor-meer-vertrouwen/, geraadpleegd 2/11/2022.

[8] Stefaan Blancke, idem.

[9] Een invloedrijke meta-analyse uit 2015 wijst zowel op de noodzaak van verder onderzoek als naar de complexiteit van dit onderzoek gegeven de verschillende invullingen die gegeven worden aan kritisch denken. Zie Philip C. Abrami, Robert M. Bernard, Eugene Borokhovski, David I. Waddington, C. Anne Wade, and Tonje Persson. ‘Strategies for Teaching Students to Think Critically: A Meta-Analysis’. Review of Educational Research 85, no. 2 (2015): 275–314. https://doi.org/10.3102/0034654314551063.

[10] Voor een recent overzicht van deze literatuur, zie Albert Newen, Leon De Bruin, and Shaun Gallagher, eds. The Oxford Handbook of 4E Cognition. Oxford: Oxford University Press, 2018. Zie ook Mark Rowlands, The New Science of the Mind. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 2010.

[11] Edwin Hutchins, Cognition in the Wild. Cambridge, Massachusetts: MIT Press, 1996.

[12] Max Fisher,The Chaos Machine: The Inside Story of How Social Media Rewired Our Minds and Our World (London: Hachette UK, 2022)

[13] Brent Bellefroid, “Aan de pers wil ik zeggen: negeer die ruziemakers in de politiek”, De Morgen, 26 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/aan-de-pers-wil-ik-zeggen-negeer-die-ruziemakers-in-de-politiek~b33e2ceb/, geraadpleegd 07-11-2022; Bart Eeckhout, “Het idee dat nabijheid van politici de kloof met de burger zou dichten, is ontspoord: over de stap opzij van Kitir”, De Morgen, 19 oktober 2022, https://www.demorgen.be/nieuws/het-idee-dat-nabijheid-van-politici-de-kloof-met-de-burger-zou-dichten-is-ontspoord-over-de-stap-opzij-van-kitir~b499939a/, geraadpleegd 07-11-2022.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten