Beste Fons,
Jouw twijfels zijn ook de mijne. Het was dan ook met
veel begrip en instemming dat ik je laatste brief gelezen heb. Ook ik heb
geworsteld (en worstel nog steeds) met de zin of onzin van
wetenschapsfilosofie. Net als bij jou hebben mijn ideeën over wat er misloopt
in het klimaatdebat raaklijnen met mijn twijfels over wetenschapsfilosofie. Op
sommige punten lijkt mijn visie echter af te wijken van de jouwe. Of mijn
twijfels daardoor minder duizelingwekkend zijn weet ik niet, maar laat ik die
verschillen uiteenzetten. Misschien dat we samen vaste grond kunnen vinden.
Je tekst begint bij de logisch positivisten en gaat over
naar de klimaatactivisten. Laat me hier de omgekeerde beweging maken. De kern
van je kritiek op de klimaatactivisten is dat ze een verkeerd statuut toekennen
aan (of een verkeerd gebruik maken van) wetenschappelijke feiten. Je schrijft:
“De
activisten lijken over het hoofd te zien dat feiten geen acties voorschrijven.
De IPCC rapporten tonen slechts dat we op basis van de verzamelde
klimaatfenomenen verantwoord zijn aan te nemen dat gemiddelde temperatuur van
de aarde zal stijgen en deze stijging een gevarieerde impact zal hebben op
allerhande ecosystemen waar wij als mensen afhankelijk van zijn. Het aanvaarden
van zo’n voorspelling verplicht ons niet tot actie. Maar die voorspelling ernstig aanvaarden
verplicht ons wel tot positionering, tot Gestaltung.
Bijvoorbeeld, tot het aannemen van de positie dat het huidige (samen)leefmodel
te goed is om te veranderen op basis van de risico’s. Vaak lijken klimaatactivisten
deze positie als een onhoudbare uit te sluiten, alsof niemand oprecht deze
positie kan innemen als die persoon ook werkelijk genoeg informatie heeft om
verantwoord te aanvaarden wat IPCC rapporten als risico’s oplijsten. Toch, denk
ik, is het mogelijk om IPCC reporten te aanvaarden en tegelijk te weigeren
actie te ondernemen. Mensen hoeven niet open te staan om op basis van
wetenschappelijke kennis te herdenken wat een goed leven is.”
Je
hebt uiteraard gelijk dat feiten an sich geen acties voorschrijven. Feiten
schrijven wel (impliciet) bepaalde acties voor in combinatie met bepaalde
(vooronderstelde) waarden of doelen. Hoewel ik niet in hun hoofd kan kijken (en
hoewel ik sterk betwijfel dat er een gedeelde grondhouding is), denk ik niet
dat klimaatactivisten uitsluiten dat “de positie dat het huidige
(samen)leefmodel te goed is om te veranderen op basis van de risico’s” incompatibel
is met het kennen van de feiten over klimaatverandering. Met andere woorden, ik
denk niet dat hun argumentatie (of activisme) gebaseerd is op de vooronderstelling
dat het kennen van de feiten automatisch leidt tot het aannemen van bepaalde
waarden. Wel denk ik dat zij er impliciet van uitgaan dat er bepaalde waarden
zijn die iedereen deelt, zoals bijvoorbeeld zorg voor toekomstige generaties. Je
kan natuurlijk gelijk hebben dat degenen die jij de “conservatieven” noemt,
andere waarden hanteren. Toch dien je toch ook te erkennen dat, wanneer zij expliciet
het debat aangaan met de klimaatactivisten, de conservatieven zich niet
beroepen op andere waarden. Is het “ecorealisme” of "-modernisme" immers geen poging om een
positie te articuleren waarin het mogelijk is kritiek op klimaatactivisten te
combineren met het bevestigen van de waarden waarop de klimaatactivisten zich
baseren? Waarden die (althans niet expliciet) in onze huidige samenleving niet ter
discussie gesteld (kunnen) worden (zoals zorg voor toekomstige generaties). Het
geschil wordt door de “ecorealisten” dan ook niet voorgesteld als een
meningsverschil over waarden, maar over middelen. De klimaatactivisten
vergissen zich volgens hen door een technologisch probleem voor te stellen als
een politiek probleem. Er is wel degelijk een probleem (en gegeven onze waarden
is het ook noodzakelijk iets te doen aan dit probleem), maar dit kan en zal gebeuren
via een "business as usual"-model.
Desondanks
ben ik het met je eens dat het vertrouwen van klimaatactivisten op de
effectiviteit van het communiceren van feiten om verandering teweeg te brengen naïef
is. Ook ben ik het er mee eens dat de strategie om het activisme geheel of voornamelijk
te richten op het politieke niveau en daarvoor klassieke politieke middelen te
gebruiken allicht gedoemd is om te falen. Eerst een paar verduidelijken opdat
ik niet verkeerd begrepen word.
Ten
eerste ben ik er van overtuigd dat het politieke niveau nodig zal zijn om een
antwoord te bieden aan de klimaatproblematiek. De aanpassingen die nodig zijn
op economisch en (infra)structureel niveau zijn van een dergelijke aard dat ze via
politieke weg geïmplementeerd en gecoördineerd zullen moeten worden. Omgekeerd
denk ik echter ook dat het politieke bestel op zo’n complexe manier verwikkeld
is met het huidige economische en (infra)structurele systeem dat het moeilijk
(zo niet onmogelijk) zal zijn om politieke verandering af te dwingen zonder
tegelijk (bottom up) dat systeem aan te passen. Er is een dusdanige
symbiose tussen de politiek en het industrieel-economische systeem waarin we
leven, dat politici op korte termijn meer belangen hebben bij het in stand
houden van dit systeem.
Dit
brengt me tot een andere beperking van de huidige strategie van de
klimaatactivisten. Door het spel louter op het niveau van de politiek te
spelen, wordt er een handige Ander gecreëerd die verantwoordelijk gesteld kan
worden. Dit leidt potentieel tot een quasi-eschatologisch passiviteit: aangezien
de problemen van zo’n aard zijn, is het wachten op de grote, groene politieke revolutie.
Al de rest zijn druppels op een hete plaat. Het verbaast me hoeveel
klimaatbetogers zelf geen aanpassingen trachten te doen in hun levenswijze of
op kleinere schaal structurelere aanpassingen proberen te doen. Ook hier een paar verduidelijkingen.
Om te beginnen is het met een gevoel van grote weerstand dat ik dit laatste
neerschrijf. Deze kritiek kan namelijk op veel manieren verkeerd begrepen en
misbruikt worden. Ten eerste is er de al vaak gebruikte drogredenering die
wijst op de discrepantie tussen de levenswijze van bepaalde klimaatbetogers en zo
de legitimiteit van de punten die de klimaatbetogers naar voor brengen tracht in
vraag te stellen. Ten tweede geeft dit potentieel aanleiding tot een gevaarlijke
praktijk van moraliseren en oordelen. Gevaarlijk, want contraproductief. Moraliseren
is in deze kwestie equivalent aan het proberen aanwijzen van een schuldige
terwijl men op een zinkend schip zit, in plaats van samen aan een oplossing te
werken. Nutteloos en naast de kwestie.
Laat
ik met deze caveats op zak de twee laatste punten nu met elkaar verbinden. Het
gebrek aan aanpassingen in de levenswijze hangt samen met de eerder vermelde
problematische symbiose tussen de politiek en het huidige
industrieel-economische complex. De kwestie komt neer op het cliché van het
stemmen met de portefeuille. Het gemiddelde gedrag is namelijk wat dit complex
in stand houdt. Om het met even clichématige voorbeelden te zeggen: CD&V zal
geen klimaatmaatregelen goedkeuren die potentieel nadelig zijn voor de grote
agro-industrie, door de invloed van de boerenbond. De boerenbond heeft deze invloed
door de keuzes die consumenten maken voor producten afkomstig uit de agro-industrie.
NVA en Open VLD zullen geen klimaatregelen goedkeuren die potentieel nadelig
zijn voor de industrie of pogingen doen om ons consumptiegedrag te veranderen
door de invloed van VOKA. VOKA heeft deze invloed etc. etc.
Nogmaals:
zoals hierboven gezegd wil ik zeker de
noodzaak van politieke actie niet ontkennen, maar de situatie komt zowat neer
op het eisen van een volledig veganistisch en verpakkingsvrij aanbod in de
lokale supermarkt, terwijl men in diezelfde supermarkt vlees en in tonnen
plastic verpakte producten blijft kopen. De eigenaar zal tegen de boze klanten
zeggen dat hij hun eisen en bezorgdheden deelt, om ze vervolgens compleet te
negeren omdat ze geen impact hebben op zijn kassa. De beste manier om de
eigenaar te overtuigen is elders te gaan winkelen. Het aanbod zal snel
veranderen.
Dit
laatste voorbeeld is uiteraard nogal triviaal en doet geen recht aan de
complexiteit van het klimaatvraagstuk, noch aan de duizelingwekkende
complexiteit van de (infra)structurele, sociale en economische aanpassingen die
nodig zullen zijn om er een antwoord aan te bieden. Maar het toont volgens mij
wel aan waar de huidige klimaatbeweging mogelijk spaak zal lopen en brengt mij
tot het centrale punt dat ik wil maken (en wat mij zo meteen terug naar de
wetenschapsfilosofie zal brengen).
Zoals
ik al zei ben ik het met je eens dat de focus op feiten (te) beperkt is, maar
zelfs een overweging van incommensurabele waarden (zoals jij doet) zal geen
redding brengen. Mensen handelen namelijk vaak noch op basis van expliciete
opvattingen (en vaak zelfs in strijd met hun opvatting, cf. het punt over
bepaalde klimaatbetogers hierboven), noch op basis van expliciete of impliciete
waarden, maar op basis van gewoontes. Deze gewoontes zijn het resultaat van
herhaalde handelingen. Deze herhaalde handelingen vormen niet alleen mensen,
maar ook sociale structuren en materiële infrastructuren.[0] Een loutere focus
op het propositionele (of discursieve) zal daarom niet tot de nodige veranderingen
leiden. Het zal ook een kwestie van materieel-culturele hervorming en
zelf-hervorming zijn, een andere gedeelde interesse en thema in onze eerdere briefwisseling.
Nogmaals
een caveat: ik wil hier geen naïef-marxistisch pleidooi houden dat enkel een radicale
omvorming van de economische onderbouw kan leiden tot verandering. Het discursieve
heeft uiteraard zijn rol. Maar die rol kan het volgens mij enkel spelen door
het op concrete, effectieve en materiële manieren te verbinden met andere
praktijken. Hoe groot die rol kan zijn en hoe die verbindingen er uit zullen of
moeten zien is een empirische/experimentele vraag die men enkel in de praktijk
kan uittesten. Zoals Feyerabend schreef:
“Philosophers
who believe that the noise they make can change the world quite naturally
praise Xenophanes for his ‘destructive criticism’ (W.K.C. Guthrie,A History
of Greek Philosophy,Vol. i, Cambridge 1962, p. 370), or his “acute
criticism” (M. Eliade,Histoire des croyances at des idees
religieuses,Vol. ii, Paris 1978, p. 497) or his “discovery that the Greek
stories about the gods cannot be taken seriously because they represent the
gods as human beings” (K.R. Popper,Auf der Suche nach einer besseren
Welt,Munich 1984, p. 218). Older philosophers such as Nietzsche and Hegel
said the same. They overlook the fact that thought, taken by itself, lacks both
content and power unless acting in harmony with extra-intellectual agencies” [1]
En
om het met de Latour-tekst te zeggen die we samen gelezen hebben:
“We cannot liberate ourselves from the powerful by means of "thought,"
but we will liberate ourselves from power when we have turned
"thought" into work.
• The colloquial expressions we use for the work of thought (racking our
brains, bending our minds, chewing over ideas) are not metaphors but point to the work of hands and bodies
common to all trades. Why, then, is this trade of thought, unlike all others,
held to be nonmanual? Because otherwise it would have to give up the privilege
of going outside its networks. It would no longer be able to extend itself
above the simple practice of tradesmen (2.1 .7.2). Everyone prefers to set
intellectuals apart (even if only to ridicule them) rather than to recognize
that they work. Even if the believers do not benefit themselves from these free
trips, they do not wish others to be deprived of the privilege of hovering
outside time and space.” [2]
Dit
brengt ons dan ook naar de wetenschapsfilosofie. De fout die de
wetenschapsfilosofie gemaakt heeft na het logisch positivisme is in de val van
het pure denken getrapt te zijn. In hoeverre de logisch positivisten zelf voor
die fout verantwoordelijk zijn, weet ik niet. Neurath, de grote opvoeder, had
er allicht subtielere visies op. [3]
Wat zegt
dit dan over de rol die wetenschapsfilosofie of de (wetenschaps)filosoof kan
hebben? Ik weet het niet. Wel weet ik dat ik bepaalde zaken die ik hierboven
geschreven heb, allicht nooit kunnen denken of schrijven had zonder het lezen
van bepaalde (wetenschaps)filosofische werken. Of dit een vorm van hoop of
zelfbedrog is weet ik niet, maar het is toch al iets. Ik heb alleszins geen
groot verhaal te vertellen over de rol van de filosofie. Ik kan alleen (samen
met jou) proberen observeren, experimenteren, en verbindingen maken met andere praktijken.
Hoe en in welke mate we effecten kunnen hebben zal zich in de praktijk moeten
tonen.
Met
nieuwsgierige groeten,
Pieter
[0] Mijn denken heeft hier raaklijnen met de zaken waar Fien op haar
blog over schrijft in termen van materialiteit en kritiek op theorie-centrisme
(https://theoryontrial.blogspot.com/).
Dit idee van gewoontes als zowel individueel, maar ook socio-materieel wil ik
verder uitwerken. Het verklaart alleszins mijn huidige interesse in (en
conceptualisering van mijn onderzoek in termen van) (wetenschappelijke)
praktijken als leerprocessen.
[1] Feyerabend,
Paul. ‘Nature as a Work of Art’. In Revolutionary Changes in Understanding
Man and Society: Scopes and Limits, edited by Johann Götschl, 255–67.
Theory and Decision Library. Dordrecht: Springer Netherlands, 1995. https://doi.org/10.1007/978-94-011-0369-5_15.,
n. 5.
[2] Latour,
Bruno. The Pasteurization of France. Translated by Alan Sheridan and
John Law. Cambridge, MA: Harvard University Press, 1988, p. 187.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten